Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Die zich [1]afzondert, tracht naar [2]wat begeerlijks; hij vermengt zich [3]in alle bestendige wijsheid. 1. Te weten, van het gezelschap der mensen, genegen zijnde om in stilheid en eenzaamheid te leven. 2. Hebreeuws, naar begeerte; dat is, heeft gemeenlijk iets begeerlijks voor, hetwelk hij zeer naarstiglijk najaagt, dat zoekende in die eenzaamheid te gekomen. Anders: zoekt met, of door begeerte. 3. De wijze man spreekt van dengene, wiens begeerte en lust is zich in de onderzoeking van alle goede wetenschap en ware wijsheid in te laten, om daarvan een vaste kennis te hebben, die hij in zijn hart opsluit. Deze zin wordt met de tegenstelling van vs.2 zeer bevestigd. Anderen verstaan hier een kwade afzondering, waardoor iemand zich van de ware wijzen en rechtgevoelenden afscheidt, gedreven zijnde door de begeerte van ijdele eer, waartoe hij zoekt te geraken mits zich door arglistige en spitsvondige zinnen in alle goede wijsheid en lering om te wentelen, daarentegen zich op te werpen en zijn venijn daaruit te zuigen, dat hij bij alle gelegenheid daarna met groten schijn van hoge wijsheid overal uitgiet.